Leren van Britse kunstbezuinigingen
15/08/2013, Renée Steenbergen
NRC Handelsblad, Cultureel Supplement 15 augustus 2013:
Zowel kunstorganisaties als liefhebbers beseffen nog niet dat het zonder private steun echt niet gaat. In Engeland helpt de overheid de sector met een professionele opleiding voor fondsenwervers.
Door Renée Steenbergen
Fondsen werven is een vak, en in deze tijd van recessie een moeilijk vak bovendien. Terwijl de Engelse regering deze zomer nieuwe bezuinigingen op cultuur aankondigde, maakte ze tegelijk bekend dat er een professionele opleiding tot fondsenwerver komt. Dit Arts Fundraising and Philanthropy Consortium is een publiek-private samenwerking met de Arts Council en biedt fondsenwervers een praktijkopleiding van 12 maanden. Britse kunstorganisaties reageren enthousiast en noemen dit plan ‘een steuntje in de rug’ bij de nieuwe bezuinigingsrondes van acht procent.
Engeland ligt als gevolg van veel vroeger gestarte bezuinigingen ruim tien jaar vóor op Nederland- we kunnen daarom leren van de ervaringen daar. John Nickson, voormalig directeur fondsenwerving van de Tate Foundation and de Royal Academy of Arts in Londen, publiceerde in juni zijn boek Giving is good for you. Hij wijst erop dat Tate rond 1990 nog 70% overheidssubsidie ontving -15 miljoen pond op de totale begroting van 20 miljoen- terwijl nu het met Tate Modern uitgebreide conglomeraat van vier musea op jaarlijks een derde uit subsidies en fondsen ontvangt, 33 miljoen, terwijl 55 miljoen wordt gegenereerd door eigen inkomsten waaronder mecenaat. ‘De druk om private steun te verbreden stijgt in Groot-Brittanië al twintig jaar’, aldus Nickson, die bezorgd wijst naar dalende giften als gevolg van de recessie.’ In de afgelopen twee jaar vielen die terug met maar liefst veertig procent.’ Tegelijk roept de Engelse politiek, net als de Nederlandse, op tot mecenaat; niet primair om de betrokkenheid van burgers bij cultuur, maar als bezuinigingsmaatregel.
Ook hier zal op kortere termijn aanzienlijk meer private steun gewonnen moeten worden. Maar het is de vraag of de cultuursector de noodzaak van mecenaatsontwikkeling wel ziet. Arjo Klamer, hoogleraar Economie van Kunst, constateert dat ‘het gevoel van urgentie bij kunstorganisaties nog ontbreekt.’ Hij is het eens met Filantropie-hoogleraar Theo Schuyt dat de sector nog geen echte verandering heeft ingezet.
Toch zijn de feiten onontkoombaar: door overafhankelijkheid van overheden moesten niet minder dan veertien musea de afgelopen twee jaar hun deuren sluiten. Delft hief museum Nusanatara op, Almere sluit De Paviljoens op 1 juli en het Historisch Museum Deventer en museum Jan Cunen in Oss volgen binnenkort. Orkesten moeten fuseren, theater- en dansgezelschappen als Carver en Kristina de Chatel verdwenen door stopgezette subsidies, terwijl een flink aantal organisaties in de gevarenzone zit. Econoom Klamer vindt het overhaaste schrappen van hele instellingen tegelijk pure kapitaalvernietiging: ‘Nederland waant zich ineens een arm land en kunst wordt nu beschouwd als luxe. Dan maar zonder luxe, is de drogredenering.’
Wel is het Tropenmuseum voorlopig gered, zij het in sterk vermagerde vorm. Opmerkelijk is, dat het voornamelijk achter de schermen onderhandelde met de betrokken ministeries, maar verzuimde de grote publieke steun die het geniet, te mobiliseren. En juist dat draagvlak kan als drukmiddel werken richting Haagse politiek- een beproefd democratisch principe.
Bodemloze put