NRC-interview Rattan Chadha: "Een eigen museum hebben is geen filantropie"

06/02/2019, Renée Steenbergen

 

<<Intro:>>
 <<Intro:>>

Rattan Chadha wantrouwt trends: ‘Kunst is geen marketing instrument’. En kunstwerken zouden niet in musea ‘begraven’ moeten worden. Gesprek met een verzamelaar die niet houdt van wall power

Door Renée Steenbergen



Het geluid van brekend glas galmt door de Kunsthal Rotterdam, waar vandaag de expositie opent met hoogtepunten uit de kunstcollectie van Rattan Chadha. Geen zorgen- het blijkt kunstenaar Rafaël Rozendaal die ter plekke spiegels stuk slaat voor zijn installatie Random Fear.  Chadha, in 1949 in India geboren en wonend in Londen, leidt me rond langs een paar van zijn favoriete werken uit de collectie.
We blijven staan voor een enorm wandtapijt van Grayson Perry dat de levenscyclus in beeld brengt van geboorte tot dood. De Engels sprekende verzamelaar wijst naar de geborduurde merknamen langs de levensweg, producten die we tijdens ons leven consumeren: Nintendo, Adidas, Ikea. Het typeert de ondernemer die zelf brands maakte van zijn bedrijven waaronder het in Nederland opgebouwde Mexx, de modeketen die hij in 2001 verkocht. Dat was ook het jaar dat hij curator Liesbeth Willems aantrok om serieus kunst te gaan verzamelen.
Terwijl we door een virtual reality-animatie lopen van een kermis – een installatie van de Duits-Turkse Funda Gül Özcan- denkt Chadha na over de vraag waarom hij twintig jaar geleden begon te verzamelen.

‘Misschien omdat ik iets miste in mijn leven. Ik had een gezin, mijn bedrijf liep goed- maar de echte thrill van het ondernemen was er vanaf. Ik was op zoek naar nieuwe inspiratie, naar iets wat me echt raakte. Kunst gaat over vernieuwing, het biedt een andere manier van kijken naar de werkelijkheid en een glimp van de toekomst. Art is the father of our time and the mother of our emotion. Misschien was het ook soul searching, het zoeken naar een nieuwe weg na de verkoop van mijn eerste onderneming. Veel vroege  aankopen zijn – niet toevallig- portretten.’

U hoeft geen Warhol of andere museum-iconen te bezitten, vertelde u eens. In uw collectie zijn weinig trends vertegenwoordigd. Waarom?

‘Zodra kunst een brand wordt, een merk, verlies ik mijn belangstelling. Daarom heb ik ook geen Brit art, geen Damien Hirst bijvoorbeeld. De kunstmarkt maakt zich al gauw meester van nieuwe stromingen, waardoor kunst een marketing instrument wordt. Dan is het gedaan met de vernieuwing, de markt eist herkenbare werken- en dus gaan kunstenaars hun succesformule herhalen en uithollen. Jeff Koons zou ik wel willen hebben, maar die heb ik te laat ontdekt, toen was het werk al zo duur …. En ik ben niet geïnteresseerd in wall power, in kunst die primair toont dat de eigenaar geld heeft.’

Wat geeft voor u de doorslag om een kunstwerk te willen bezitten?

‘Er moet een klik ontstaan, een verbinding. Schoonheid alleen is niet voldoende- mijn collectie gaat niet over smaak. Kunst moet schuren, iets bieden wat me aan het denken zet. Voor mij is het concept achter een kunstwerk belangrijker dan de materiële uitwerking ervan. Daarom hoef ik een werk dat ik aankoop niet per se zelf te zien- een goede foto kan voldoende zijn. Ik wil verrast worden. Reden waarom ik niet geïnteresseerd ben in oude kunst- die gaat over het verleden. Een Rembrandt is niet in staat mij anders te laten denken over de toekomst.’

Onder collega-ondernemers van u is de trend om een privémuseum te bouwen voor hun kunstcollectie. Hoe denkt u over die ontwikkeling?

‘Er zijn al meer dan genoeg musea. Een eigen museum beginnen is geen daad van filantropie. Het is vooral leuk voor de verzamelaar zelf, die dan’ - hij lacht - ‘een alibi heeft om nog meer kunst te kopen. Natuurlijk zijn die nieuwe musea mooie ontmoetingsplaatsen voor cultuurliefhebbers. Maar je bereikt er geen nieuw publiek mee, jongeren hebben een heel andere manier van presenteren nodig om hun belangstelling voor kunst te wekken. Niet door schilderijen aan wanden te hangen waar je een meter vandaan moet blijven. Kunst moet je niet begraven.’

Twaalf jaar geleden had u een dynamisch kunstcentrum in gedachten, een ‘platform voor inspiratie’ dat u wilde starten. Hoe staat het daarmee?

‘Ja, die visie heb ik nog steeds. Het plezier dat kunst kan geven, moet er voorop staan. Ik zou niet de objecten centraal stellen maar de interactie, het proces van nieuwe ideeën opdoen. Musea zijn gericht op het verleden, op conservering. Omdat de kunst die er getoond wordt zo kostbaar is, ligt de nadruk op beveiliging en dat schept afstand voor bezoekers.
Nadat ik u vertelde over zo’n interactief kunstplatform, brak de economische crisis uit en daar werd ik financieel zwaar door geraakt. Nu is het tij gekeerd, ik ben een hotelketen begonnen –Citizen M- waarvoor twee jonge curatoren werk van vooral beginnende kunstenaars spotten dat er te zien is. Voor deze tentoonstelling in de Kunsthal heb ik de volledige collectie van circa 800 stukken  doorgenomen, daardoor denk ik opnieuw na over een innovatieve manier van kunst presenteren. Maar er wordt niet aan een concreet plan gewerkt, nee.’

Of mag de verzameling uit elkaar vallen later, als u er niet meer bent om hem te zien?

Verschrikt veert Chadha op: ‘Nee, nee, zeker niet. Het moet allemaal bij elkaar blijven! Ik heb zelden iets verkocht, alleen wat Chinese hedendaagse schilderijen. Dat werd al snel een hype en ik had er niet echt een band mee. De collectie is een verankering van mijn ideeën en ervaringen, een visueel verslag van mijn reis door het leven. Die reis wil ik delen met anderen.’


Tentoonstelling: Trouble in Paradise. Collection Rattan Chadha. Tot en met 26 mei 2019 in Kunsthal Rotterdam. 

Terug