NRC: Rijksmuseum negeert kleine gevers

11/04/2013,

Mooi dat het Rijksmuseum in volle glorie heropent. Dat is belangrijk voor de kunst, belangrijk voor de museumwereld en belangrijk voor Nederland. Want iedere Nederlander moet toch tenminste één keer in zijn leven in het Rijks zijn geweest, is de doelstelling. Terecht- de basis van deze belangrijke collectie is in de 19de eeuw gelegd door schenkingen van burgers zelf. Daarin is het Rijks uniek; buitenlandse nationale musea als het Louvre hebben een koninklijke collectie als grondslag. Ook de 375 miljoen euro voor de renovatie is afkomstig van de belastingbetalende burgers.

Het Rijks heeft dus eerst en vooral verantwoording af te leggen aan de Nederlanders, al zeggen we doorgaans dat subsidie van ‘de overheid’ komt. (Overheidsgeld zou daarom ‘burgergeld’ moeten heten.) Zo prijkt bovenaan de lijst van financiers in de centrale hal ‘de Staat der Nederlanden’. Het was passender  -en slimmer- geweest als het museum daar uitdrukkelijk de Nederlandse burgers had bedankt voor hun genereuze steun. Ook wordt de indruk gewekt dat alles nu dik voor elkaar is- het museum ziet er mooier uit dan ooit, geen omkijken meer naar dus.

 

De werkelijkheid is heel anders. Het verzelfstandigde Rijks krijgt met ingang van dit jaar nog ‘slechts’ 38 miljoen subsidie –een bezuiniging van 7 miljoen- en zal bijna hetzelfde bedrag -35 miljoen- aan eigen inkomsten moeten binnenhalen. Dat betekent: zonder giften geen educatieprogramma, zonder giften nauwelijks nieuwe aanwinsten, zonder fondsen geen exposities. Maar weten Nederlanders dat wel? Ik betwijfel het. Dit had de afgelopen jaren onder de aandacht gebracht moeten worden om mensen rijp te maken voor een donatie.

Twintig jaar geleden deed het Rijks dat een stuk beter met een nationale televisieactie en loterij ten bate van de renovatie van de Zuidvleugel. Het ging toen niet primair om geld, doel was zoveel mogelijk burgers te betrekken bij het museum. Iedereen die meebetaalt, al is het maar tien euro, voelt zich een beetje mede-eigenaar.
Juist ons nationale museum heeft, als  museum van alle Nederlanders, de positie om een landelijke vraagcampagne te starten. Mooi dat het Rijks jaarlijks miljoenen ontvangt van de BankGiroloterij en sponsors- daarmee is het verwend. Bedrijven en fondsen verbinden zich graag aan zo’n grote en bekende instelling. Opvallend daarbij is dat het museum de sponsors afschermt en niet de gefourneerde bedragen noemt.

En dat, terwijl bedrijfsnamen en logo’s wel voor eeuwig zijn gegraveerd in nieuwe glas-in-lood ramen van het - met burgergeld-  gerenoveerde gebouw. Bij de schenkersramen voor particulieren wordt desgevraagd wel gemeld dat het gaat om gevers die tenminste 250.000 euro doneerden. Overigens vaak via een fonds op naam waarvan alleen de rente besteed mag worden. Waarom zijn die inmiddels zeventig fondsen trouwens in de afgelopen jaren niet één voor één onder de aandacht gebracht, mèt hun begunstigde doelen als educatie en onderzoek? Zien geven doet immers geven.


Op de wand ernaast worden de Patronen vermeld, zeshonderd particulieren die duizend euro per jaar schenken. Maar waar zijn de vele kleine gevers die zo cruciaal zijn voor een gezond geefklimaat? Het Rijks heeft 2500 vrienden à 50 euro- geen groot aantal voor een topmuseum. Een hogere ambitie was op zijn plaats geweest, bijvoorbeeld 10.000 vrienden bij de heropening. Dat moet mogelijk zijn met 100.000 volgers op Facebook en een verwachte twee miljoen bezoekers per jaar. Aan de museumgevel, waar nu een digitale klok aftelt naar de opening, had de meter kunnen oplopen tot het beoogde aantal vrienden- dat was spannender geweest.

En iedere burger had meteen begrepen: ook mijn bijdrage telt. Vrienden zijn overigens geen gevers- aan hun bijdrage houden kunstorganisaties nauwelijks geld over. Ze gaan opleveren wanneer ze een kweekvijver zijn voor donaties, beginnend met kleine. Nu lijkt het Rijks zich vooral op de rijkere Nederlander te richten. Dat is niet ongevaarlijk voor een museum dat van iedereen wil zijn. Zelfs in de VS, vaak beschouwd als het land van de major donors,  is 70% van alle private giften afkomstig van vele kleine gevers en slechts 30% van een kleine groep welgestelden. Kleine donateurs zijn het fundament van de geefstructuur en kunnen zich later bovendien ontpoppen tot grotere gevers.

Mooi, die ongekende golf aan wekenlange publiciteit. Wat heeft het Rijks, ondanks de tienjarige sluiting, nog een goodwill! Die had goed benut kunnen worden door steeds opnieuw onder de aandacht te brengen dat er veel extra geld nodig is om dit niveau vast te houden. Nederlanders zijn daar gevoelig voor, 97% van de huishoudens doneert aan goede doelen.

Mooi, de 50.000 e-tickets die al vóor de opening zijn verkocht via de website. Jammer genoeg ontbreekt de button ‘steun het Rijksmuseum’, waarmee Louvre en Metropolitan zoveel kleine giften binnenhalen. Mooi dat het publiek zal toestromen;  maar terwijl de entreeprijs dezelfde is gebleven als vóor de renovatie, zal er aan de kassa’s waarschijnlijk niet worden verzocht om een extra bijdrage.
Ook is nergens in de fraaie hal een bak opgesteld voor spontane donaties van tevreden bezoekers. Het afsplitsen van de letters ‘rijks’ in het nieuwe logo kan symbool staan voor de verzelfstandiging van het museum dat financieel steeds meer op eigen benen moet staan. Het betekent dat het museum moet meebewegen met de maatschappelijke verschuiving van indirect geven via belastingafdracht naar direct geven via donaties.

 

Maar het Rijks wekt de indruk nog steeds een staatsmuseum te zijn. Zo laat het een kostbare kans voorbij gaan om bij de heropening zoveel mogelijk Nederlandse burgers te betrekken. Wie wil ontvangen, moet durven vrágen. Juist ons nationale museum mag de kleine gevers niet minachten. Hoe meer donateurs, des te meer ambassadeurs die anderen kunnen overhalen tot museumbezoek èn tot geven.
Het nieuwe Rijksmuseum is mooi en daar zijn wij allemaal blij mee. Het was nog mooier geweest als het echt een nieuwe start had gemaakt door openlijk de actieve steun van alle Nederlanders in te roepen. Hopelijk gaat het daar nu alsnog mee beginnen. Want juist hen zal het Rijks in de toekomst meer nodig hebben dan ooit. 

 

 

 

Terug