NRC 20 december: Verzamelaars zijn medestanders!

21/12/2012,

 

VERZAMELAARS ALS MEDESTANDERS

 

Musea moeten meer privaat geld aantrekken en dat zal voor een aanzienlijk deel van verzamelaars moeten komen. Tegelijk wordt publiekelijk gediscussieerd over de verkoop van collectieonderdelen- de grote angst van schenkers. In de VS speelt dezelfde controverse.

 

Door Renée Steenbergen


Deze week werd bekend dat het Stedelijk Museum 28 van de 200 medewerkers gaat ontslaan als gevolg van een subsidievermindering van vijftien procent. Opmerkelijk is, dat alleen de afdeling fondsenwerving wordt gespaard: er zal meer privaat geld gevonden moeten worden, onder meer voor de financiering van grote tentoonstellingen. Daarbij zal zeker een beroep worden gedaan op grote verzamelaars, die immers wereldwijd de gulste schenkers aan musea zijn, in kunstwerken èn in geld.
In de Verenigde Staten is men daar zeer bedreven in, musea werken er nauw samen met privéverzamelaars die een veel grotere koopkracht hebben en hen steunen met bedragen die in Nederland zelden worden vertoond. Het Metropolitan Museum in New York, dat net als het Stedelijk steun krijgt van de stad, heeft 105 conservatoren in dienst, ieder met zijn of haar eigen netwerk van verzamelaars. De voorzitters van iedere afdeling zijn samen met de directeur en de afdeling Ontwikkeling voortdurend bezig hen te benaderen voor giften. Walter Liedtke, de bekende conservator Europese schilderkunst van het Metropolitan, begeleidt een handvol grote verzamelaars bij hun aankopen van vooral zeventiende-eeuwse Hollandse schilderkunst. Hij geeft hen ‘exchange advice’, kunsthistorisch advies, met het oog op mogelijke schenking aan het museum.  De onuitgesproken maar onmiskenbare ‘ruil’ is, dat deze particulieren intussen geldelijke bijdragen leveren aan de Met.

Liedtke vertelt dat verzamelaars van oude meesters vaak selfmade mensen zijn, ondernemers en financieel experts. Hij brengt dan terloops onder hun aandacht dat het museum fondsen zoekt voor een expositie op hun verzamelgebied, of dat er belangrijke doeken gerestaureerd moeten worden. Giften noemt hij ‘een blijk van betrokkenheid’ en liggen voor bijvoorbeeld een openingsreceptie rond de 20.000 dollar, terwijl meefinanciering van een expositie al gauw zo’n  100.000 dollar bedraagt. Het kostbaarst is zaalvernoeming, variërend van  6 tot 10 miljoen dollar, afhankelijk van de zaalgrootte. En natuurlijk zijn er bijdragen voor aankopen, van kleine tot miljoenen ineens.

Altruïsme is een niet te onderschatten factor, maar uiteraard speelt ook eigenbelang een rol. Nanne Dekking, de Nederlandse vice-president van kunsthandel Wildenstein, gevestigd om de hoek van het Metropolitan, ziet dagelijks hoe grote verzamelaars bij aankopen advies krijgen van museumconservatoren. „Natuurlijk hebben collectioneurs er rechtstreeks financieel belang bij als ze weten of hun stukken museaal niveau hebben en of  ze passen in het aankoopbeleid van toonaangevende musea.”

Dit soort informatie is doorgaans alleen verkrijgbaar doordat deze verzamelaars zitting hebben in de raad van toezicht van een museum. „Zo’n zetel in een bestuur is in feite een zakelijk platform, maar van onverdachte soort omdat men ook bijdraagt met  donaties en aankopen”, aldus Dekking. De lat bij schenkingen ligt hoog bij het Metropolitan: alleen als een kunstwerk zo belangrijk is dat het tenminste de helft van het jaar op zaal zal hangen, wordt een stuk geaccepteerd. Schenkers willen zelf ook dat hun gift zichtbaar is.

Kinderen

Ook in de VS zijn de banden tussen musea en verzamelaars niet probleemloos. De verzamelaar op leeftijd die ik bezoek aan de Upper East Side, werkt veel samen met musea, onder meer met het Metropolitan waar ze vlakbij woont. Toch zal zij haar bruiklenen er niet aan schenken. Haar appartement huisvest zeventiende-eeuwse Hollandse meesters als Avercamp, Post, Ruisdael en Saftleven naast Aziatische kunst. Zij verzamelt nog steeds: „Met deze ongeneeslijke ziekte heb je alleen spijt van wat je niet hebt gekocht.”

Terwijl het Chinese echtpaar dat haar verzorgt thee en koekjes brengt, vertelt ze dat de Met bij schenking eist dat het museum de gift mag verkopen om er een beter stuk van dezelfde kunstenaar of uit dezelfde periode van te kopen. „Dat is voor geen enkele verzamelaar aantrekkelijk – de kunstwerken zijn onze kinderen en die moeten straks goed onder dak komen.” Dezelfde discussie speelt nu in Nederland, waar met name de gemeente Rotterdam verkoop van museale deelcollecties niet uitsluit. De verzamelaar H.J.E. van Beuningen zei vorige week in deze krant, dat hij duidelijkheid wil over zijn in 1991 aan museum Boijmans geschonken collectie archeologie.

Dekking weet dat het in New York gaat om een kleine groep van enkele honderden mecenas-bestuurders: „Zij bezetten de raadszetels van zowel het Metropolitan Museum als de Metropolitan Opera – er is veel overlap, het kringetje trustees is beperkt.” Deze groep heeft een dusdanig vermogen dat men kan blijven aankopen en doneren, ondanks de recessie – zij vormen de top en die blijft intact.

Mecenas-bestuurders

Stedelijk-directeur Ann Goldstein heeft ervaring met dit geefsysteem, als voormalige conservator van het Moca in Los Angeles dat met een jaarbudget van 14 mln vergelijkbaar is met het Stedelijk. Maar  liefst 80 procent van het budget ontvangt dit Amerikaanse museum van particuliere donoren. Liedtke, die beide continenten goed kent, zegt daarover: „In de VS heeft men een andere houding tegenover publieke instellingen dan in Europa. Het gemeenschapsgevoel is groter in Europa, maar Amerikanen hebben een sterk ontwikkeld gevoel van trots op hun toonaangevende openbare organisaties.”  Dat komt ook door het wezenlijk andere klimaat, waarin overheden ondanks forse kortingen veelal de hoofdfinanciers van culturele instellingen blijven.   

Nederland telt bovendien aanzienlijk minder rijke en vrijgevige ondernemers dan de VS. Het Stedelijk heeft –als een van de weinige Nederlandse musea- zalen vernoemd naar particulieren die tenminste een half miljoen euro schonken, zoals de VandenEnde zaal en het Van Zadelhoff café. Toch wordt er nog weinig een beroep gedaan op de aanzienlijke groep middelgrote verzamelaars waarin Nederland uniek is. Door hun aantal kunnen zij gezamenlijk net zo belangrijk worden voor de musea als de kleine groep superrijken in de VS. Co-financiering van exposities, onderzoek, publicaties en restauraties zijn voor hen aantrekkelijk en maken het museum onafhankelijker van bezuinigende subsidiegevers. Maar dan moet snel duidelijkheid geschapen worden over de status van geschonken privécollecties.

 

Kadertje: Kunstverzamelaars in Nederland

 

Nederlandse verzamelaars van moderne kunst onderscheiden zich in één opzicht duidelijk van collectioneurs in Duitsland, Frankrijk en de VS: niet inkomen of vermogen is de doorslaggevende factor bij Hollandse verzamelaars, maar hun opleidingsniveau. Maar liefst 75% heeft een academische of hbo-opleiding, terwijl het landelijk gemiddelde 28% is.

Tachtig procent van de verzamelaars verdient minder dan 90.000 euro bruto per jaar, en slechts 10% valt in de hoogste inkomenscategorie van 136.000 of meer. Daarmee is kunst verzamelen in Nederland een gedemocratiseerde hobby die niet primair samenhangt met geld en statusvertoon maar eerder voortkomt uit intellectuele belangstelling. Veruit de grootste groep verzamelt van een modaal tot tweemaal modaal inkomen, moet er weleens een vakantie voor schrappen en bouwt in de loop van zijn leven een middelgrote collectie op van 300 tot 750 stukken.

Bron: proefschrift Renée Steenbergen, Iets wat zo veel kost, is alles waard. Verzamelars van moderne kunst in Nederland.

 

 

 

 

Terug