NRC: "Mecenas zal geen gaten in de begroting vullen"

16/10/2010,

Door Claudia Kammer



Rotterdam, 16 okt. Het mecenaat is overal in de kunstwereld aanwezig, zichtbaar en onzichtbaar. Een voorbeeld: in Museum Boijmans Van Beuningen was de afgelopen maanden de speciaal voor het museum ontwikkelde interactieve water-en-licht-installatie Notion Motion van kunstenaar Olafur Eliasson te zien. Het kunstwerk van 1.500 vierkante meter kon worden gemaakt en aangekocht dankzij de steun van kunstverzamelaar Han Nefkens, die zich sinds 2005 als mecenas aan het museum verbonden heeft.


Het kabinet-Rutte wil „meer ruimte geven” aan dit soort particulier initiatief in de kunstsector. De overheidsbemoeienis moet beperkt worden. Het kabinet zal met een voorstel komen voor een ‘Geefwet’, een idee dat de VVD-fractie in de Tweede Kamer tijdens de vorige kabinetsperiode al uitdroeg. De nieuwe wet zou op een overzichtelijke en toegankelijke manier de bestaande fiscale voordeelregelingen moeten bundelen.


De liberalen verwijten de Nederlandse kunstinstellingen dat zij niet meer dan 10 procent aan eigen inkomsten weten te werven en 7 procent aan private bijdragen. Het overige geld krijgen zij van rijk, provincies en gemeenten –- uitzonderingen daargelaten, want er zijn wel kunstinstellingen die meer eigen inkomsten hebben.


Het mecenaat in Nederland heeft meer potentie dan nu zichtbaar is, denken deskundigen. Volgens kunsthistorica Renée Steenbergen, die in 2008 het boek De Nieuwe Mecenas publiceerde, is de geefbereidheid in Nederland groot. „Nederland staat internationaal op de derde plaats als het gaat om geefbereidheid. Daar kan de cultuursector garen bij spinnen.” Kunstinstellingen moeten hun schroom overwinnen om geld te vragen. „Als je niets vraagt, weten mensen niet dat je geld nodig hebt.” En ze moeten ook niet bang zijn om méér te vragen dan ze nu doen. „Er wordt systematisch ondervraagd. De bedragen die particulieren nu betalen om een relatie aan te gaan met sommige kunstinstellingen, zijn peanuts in het bedrijfsleven.”


Wat weinig zin heeft, zegt Steenbergen, zijn ‘vriendenkringen’ rond kunstinstellingen, die hun leden gratis toegang en andere voordeeltjes geven. „Dat kost de instellingen veel te veel geld en levert nauwelijks iets op.” En wat ook niet werkt, zegt zij, is fondsenwervers inhuren om vermogenden te benaderen. Directeuren moeten zelf de boer op en in contact treden met geïnteresseerde kunstliefhebbers. Uit promotieonderzoek dat Steenbergen deed onder tachtig verzamelaars is haar gebleken dat een groot deel van de kunstwereld een „arrogante” houding heeft jegens particuliere geldschieters. „Musea en andere kunstinstellingen moeten meer hun best gaan doen om verzamelaars en andere mogelijke mecenassen aan zich te binden”, zegt zij. Om een brug te slaan, heeft zij recentelijk het Centrum Geef om Cultuur opgericht, dat bemiddeling biedt aan particulieren die geld of kunstwerken willen lenen of doneren.


Een kunstinstelling die volgens Steenbergen kan dienen als goed voorbeeld voor andere instellingen, is het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Dit museum heeft een paar jaar geleden het Compagnie Fonds opgericht om de herinrichting van het museum te betalen. Het fonds is, net als in de zeventiende eeuw, opgebouwd uit zeventien kamers. Deze zijn geordend rond een beroepsgroep of een interessegebied en worden aangevoerd door een Dame of Heer. De leden betalen een „substantiële” bijdrage  – hoeveel wil het museum niet bekendmaken.


Museumdirecteur Willem Bijleveld was deze week in Hongkong om daar een kamer op te richten van Nederlandse expats. „Maar ook vermogende Chinezen die invulling willen geven aan het idee ‘West meets East’ hebben interesse”, vertelt hij. „De leden van de kamer zullen regelmatig bijeenkomsten in Hongkong organiseren waarbij zij hun gezamenlijke culturele interesse kunnen uitdragen.” Het netwerk van mecenassen rond het museum groeit gestaag. Leden dragen zelf nieuwe leden voor. „Het is niet alleen financieel een belangrijke steunpilaar voor ons, maar deze particulieren zijn ook belangrijke ambassadeurs van ons museum”, zegt Bijleveld.


Er zijn meer kunstinstellingen die een moderne vorm van het mecenaat hebben ingevoerd. Het Holland Festival heeft in juni een Board of Governors ingesteld, een orgaan van prominente privéschenkers die tevens een adviesfunctie binnen het Holland Festival vervullen. „Het gaat om liefhebbers van kunst en cultuur die met hun ervaring, inzicht en betrokkenheid een bijdrage kunnen leveren aan het strategische beleid van het festival”, vertelt Martijn Sanders, bestuursvoorzitter van het Holland Festival. Hij noemt een paar namen: zakenvrouw Sylvia Tóth, Anthony Ruys (oud-bestuursvoorzitter van Heineken), advocaat Gert-Jan van den Bergh, Rob van den Bergh (voormalig directeur van uitgeverij VNU). „Zij ondersteunen het festival minimaal vijf jaar met een substantiële schenking. Dit geld besteden wij aan grote internationale producties, waarvoor ons budget niet toereikend is.”


Hoewel Sanders enthousiast is over de mogelijkheden van het mecenaat, waarschuwt hij dat particuliere gevers niet de bezuinigingen zullen compenseren die het kabinet doorvoert in de kunstsector. „Een mecenas wil niet betalen voor het gebouw of voor de personeelskosten, maar voor iets extra’s in de programmering.”


De Geefwet die het nieuwe kabinet wil invoeren, noemt Sanders „een lege huls”. „Op fiscaal terrein is het al prima geregeld in Nederland. Daar hoeft niets meer aan te worden toegevoegd en dat is het kabinet ook niet van plan, het wil alleen bestaande regelingen samenvoegen. We worden blij gemaakt met niets.”


De wens dat de cultuursector onafhankelijker wordt van de overheid en meer eigen inkomsten verwerft, is niet voorbehouden aan het kabinet-Rutte. Ook vorige kabinetten deden pogingen om het cultuurmecenaat nieuw leven in te blazen. Renée Steenbergen pleit nu voor een nationale geefcampagne door de overheid: „Zo activeer je burgers om daadwerkelijk te geven, waarbij ook de kleine bijdragen belangrijk zijn. Het bewustzijn dat iedere gift een verschil maakt, is nu hard nodig.’’

Terug